30.12.06

a Johnny on the spot




zondag 31 december 2006 double click on picture to enlarge

scatologie strontfolklore of de neiging om de menselijke uitwerpselen tot komisch onderwerp te maken

Voorbeelden van scatologie uit de laatmiddeleeuwse literatuur zijn Ulenspiegel, het quasi-vertoog ‘Dit es van den scijtstoel’, dat handelt over het vegen van het achterste, en het refrein in het sot ‘Nu segt wie heeft den prijs gewonnen’, dat een wedstrijd winden laten beschrijft die door drie begijnen wordt gehouden. Een voorbeeld van een scatologische ballade over een winden latende non is Anna Bijns' 't Is beter geveesten dan kwalijk gevaren.
In de 17e en 18e eeuw vinden we nog volop scatologische elementen in de kluchten, zoals Jan Vos' De klucht van Oene, en in de poëzie van ‘drekpoëten’ als Mattheus Gansneb Tengnagel.

Hedendaagse scatologie vindt men in het werk van Gerrit Komrij, Wim T. Schippers en G.K. van het Reve.
scatologie

Vijsten (vijst, veest, geveest) of veesten (veest, veestte, geveesten) zijn synoniem. De woorden vijsten en veesten geven aan dat er een wind(je) of een scheet wordt gelaten. De scheet is lawaaiig, terwijl de veest eerder een geluidloze buikwind is.
In de tweede helft van de twintigste eeuw is uit het Bargoens de term ruft het Nederlands binnen gedrongen. Dit woord heeft innige banden met het aloude rucht voor herrie dat we terugzien in luidruchtig en gerucht. De ruft wordt even onwelvoeglijk geacht als de scheet, althans taalkundig gezien. Kortom, het is hoog tijd om de veest en de vijst weer te gaan gebruiken - andermaal vooral taalkundig.

De veest of scheet als onderwerp in de literatuur heet als stijlfiguur scatologie. Het is in de late middeleeuwen heel populair. Ook in de zeventiende en achttiende eeuw werd er nog volop van genoten. In de moderne literatuur springen vooral Herman Brusselmans en Gerard van het Reve in het oog met hun uitweidingen over de lossing van gassen uit de darmen.
Een voorbeeld van scatologie is te vinden in de Refreynen int sot amoureus wijs van Jan van Doesborch uit 1525 of daaromtrent. Daarin wordt een wedstrijd beschreven die begijnen nabij Antwerpen houden in het winden laten. Wie heeft de hardste veest, wie komt het verst met zijn vijst?

Doen sprac daer een baghine: ic sal gaen hucken,
Elck sie wel toe, ick gae beghinnen,
En si veest den glasen venstren in stucken.
Doe ghincker een ander haer slippen op rucken
En blies tegen stroom tot balen een schuyte.
Tis haest ghecomen alst wil ghelucken,
Sprack doe die derde ende heet luyte,
En veest al die spinrocken ten roockgat wte
So dat si vander nacht niet meer en sponnen.
Nv segt mi wie heeft den prijs ghewonnen
vijst

Van Mozart wordt beweerd dat hij scatologische neigingen had. Zo noemde hij in 1782 een van z’n composities Leck mich im Arsch en een ander Leck mir am Arsch fein recht. De stukken hebben nummer 231 en 233 in de Köchel Verzeichnis. En er zijn meer liederen die getuigen van een scatologische voorkeur.
leck mich im arsch

Kakkers zijn kleine beeldjes die hun oorsprong vinden in een oude traditie uit Catalonië.
Dit figuurtje maakt deel uit van het "Natividad" feest, bij ons beter bekend als het Kerstfeest. De achterliggende gedachte bij dit figuurtje brengt de mens terug bij de basis idee dat van alles wat de natuur geeft, ook aan de natuur moet worden teruggegeven. Deze gift aan de natuur werd beschouwd als een vorm van wedergeboorte want de mest garandeerde aan de eigenaar van de grond een jaar vruchtbare grond en bijgevolg een voorspoedige oogst. Het werd dan ook als een eer en een zegen beschouwd als iemand die "grote boodschap" op zijn land achterliet. Mest was in die vroege tijden een uiterst belangrijke en kostbare grondstof die de eigenaar een voorspoedige oogst en bijgevolg rijkdom en weelde garandeerde.
kakker

Tot slot Komrij's boek Kakafonie, een encyclopedische verhandeling over alle aspecten van de scatologie, ofwel in zijn eigen woorden: Vroeger of later moet iedereen in het reine komen met zijn eigen stront.

Al sinds de eerste interviews die op de grens van de jaren zestig en zeventig met de jonge dichter Gerrit Komrij werden gehouden duikt het op: Het Grote Strontboek, waarin de beste, mooiste en meest humoristische teksten zijn samengebracht op het gebied van de scatalogie, 'de idyllen van de achterpoort', in het vocabulaire van de jonge dichter. Vijfendertig jaar later is het werkelijk zover: bij De Bezige Bij verschijnt Kakafonie. Encyclopedie van de stront, een verzameling van scatologische teksten, gedichten, lijsten, kwinkslagen en literair-wetenschappelijke verhandelingen uit alle tijden en alle talen, bijeengebracht door Gerrit Komrij zelf, de beste bloemlezer van het vaderland. Het resultaat is een machtig drukwerk dat op geen enkel toilet mag ontbreken.
kakafonie

zaterdag 30 december 2006

29.12.06

schoon broer vuile was



zaterdag 30 december 2006 double click on picture to enlarge

28.12.06

de wandeling

mannen lopen voorop
de meisjes erachteraan
mannen kijken achterom
waar blijven de meisjes
het ene meisje draagt hakjes
het ander niet
gympen dragen
nog zo gezegd
wandelen in het bos
nog zo gezegd
het ene meisje draagt hakjes
op hakjes loopt ze
in hakjestempo

het meisje met de hakjes is aan het woord
ze vertelt over plannen en dromen
nu praat ik alweer alleen maar over mezelf
zegt het meisje met de hakjes
ze praat over driemanschap
terwijl ze toch met zijn vieren zijn

sproken bijvoorbeeld
zegt de vrouw op de hakjes
waarom komt er zoveel geweld in voor
in sprookjes
dat is de schaduw
zegt het meisje op de gympen
je eigen schaduw
geweld daar kan ik niet tegen
zegt de vrouw met de hakjes
en duwt het meisje de struiken in
het bospad is te smal voor allebei

donderdag 28 december 2006

na de feestdagen




donderdag 28 december 2006

26.12.06

een kudde wacht niet

Het heeft gestormd. Er ligt modder op het pad. Modder en keutels.
Waarom liggen er zoveel keutels op het pad, vraagt A.
Het bospad is een zacht bedje van schapen-keutels. Het voelt alsof je onder je voeten verse erwtjes vertrapt
Ze mogen los. In de winter. De schapen, zeg ik
Boven op de berg staan vier schapen. Bij een ruif. Ze eten hooi.
Ze laten zich fotograferen. Dan draaien ze om en beginnen aan de tocht naar beneden. De helling af. De helling is steil. De schapen dalen snel de helling af. Ik sta bovenop de berg. Het is Kerstmis. Kijk naar vier schapen die haast hebben. De schapen hebben groene en paarse tags op hun kont. De schapen lopen niet. Ze huppen. Ze maken huppende sprongetjes. Bij elk sprongetje wippen de gekleurde konten op. In het dal loopt de kudde. Ze lopen achterelkaar aan op een smal pad langs de heuvelrand. Ze lopen richting een grote mergelgrot.
Ze gaan naar de grot, zegt A.
Maar de schapen passeren in stevige pas de lege grot en vervolgen hun weg langs de bocht van de bosrand. Zullen de vier afgedwaalde schapen op tijd bij hun kudde zijn of niet.
Een kudde wacht niet, zegt A.
Drie achterblijvers bereiken de kudde schapen die hun weg vervolgen. In colonne. Met stevige pas. Het laatste schaap aarzelt. Onderaan de heuvel bij de mergelgrot is een kleine poel water. Het schaap blijft staan bij de poel. De keuze is nog verder achterop raken of een slokje water nemen. Het schaap draait en draalt bij de poel. Alle schapen hebben aansluiting gevonden bij de groep die nu bijna uit zicht verdwenen is.
Het schaap staat bij de poel en kan niet beslissen of het een slokje water neemt of niet. Nog één schaap en de kudde is niet meer te zien. Het laatste schaap kijkt achterom. Het kijkt nog eens om.
Een kudde wacht niet, zegt A.
Bij de poel neemt het verloren schaap een slokje water en nog een slokje water.
Ga nou, roep ik.
Het verloren schaap kijkt op. Maakt een hupje. Trekt een sprintje.
Oooooh, zegt A. Onze Lieve Heer zelf heeft dit geënsceneerd.
Een hollend schaap.

Dat was vorig jaar Kerstmis. Dit jaar was minder vredig maar dat is weer een ander verhaal.

dinsdag 26 december 2006

22.12.06

Xmas wish van Noraly



vrijdag 22 december 2006

Zalig Kerstmis

21.12.06

olifanten poep verpakt in krantenpapier



Karm Mag
Straatkinderproject in New Delhi India
New Dellhi Hauptbahnhof, een ontmoetingsplek voor straatkinderen uit heel India. Ze zoeken vrijheid van huiselijk, vaak sexueel geweld.
Terwijl de kinderen op straat en op station-perrons leven, proberen ze de dag door te komen door lompen te verzamelen, flesjes water en noten te verkopen, schoenen te poetsen, te bedelen of toeristen aanbieden hun koffers te slepen.
Het Karm Marg centrum wil deze kinderen een leven en meer liefde en zorg bieden. Ze bieden onderwijs, medische verzorging, voedsel, spel, een beroepsopleiding en nog veel meer.

Om het project te bekostigen maken de kinderen boodschappen-tasjes van krantenpapier, wenskaarten met eigen tekeningen en andere low-cost produkten die kunnen verkopen.

De verkoopster van de papier-winkel gebruikt als verpakking deze tasjes om het project te steunen.
Nu heb ik olifanten poep papier verpakt in een krantenpapier-tasje gemaakt door straatkinderen uit New Delhi

De televisie staat deze week aan op 3 FM, het glazen huis op de Neude in Utrecht, steun de slachtoffers van landmijnen

ethic art
papierwinkel
donderdag 21 december 2006

20.12.06

olifanten poep papier

soms doe je per ongeluk iets goeds
vaak niet
je zou bij elke hap rijst een bukkende rug voor je moeten zien
bedenken dat een korreltje rijst een plantje is geweest
door iemand in de grond gestoken
voeten in het water
daar denk ik niet bij na niet altijd
niet bij elke hap
en waarom is de Ikea zo goedkoop
en is de voetbal die ik koop voor mijn neefje in elkaar genaaid door een kindje dat zelf ook wel overdag zou willen voetballen
en rieten mandjes die springen niet vanzelf in elkaar daar zijn handen voor nodig die buigen en vormen
daar denk ik niet bij na niet altijd
vandaag heb ik per ongeluk iets goeds gedaan
in de papierwinkel
dat is bijzonder, wat je nu in je handen hebt, zegt de verkoopster
dat is papier gemaakt van olifanten-poep
nee natuurlijk ruikt het niet meer, zegt ze
vandaag heb ik olifanten-papier gekocht
fair trade


Elephant Dung Paper
handgeschept papier gemaakt van olifanten-poep
van de schoon gemaakte poep wordt papier gemaakt
de eerlijke handel geeft Indische gezinnen een betere toekomst


woensdag 20 december 2006

18.12.06

Poolse vrouwen dorpen




Veel Poolse mannen werken in het buitenland. De vrouwen blijven achter. In de vrouwen dorpen is onderlinge solidariteit.
De afwezigheid van de mannen wordt opgevangen.
Kinderen houden kontakt met hun vader via internet. Het zal nog twintig jaar duren eer de lonen in Polen zo hoog zijn dat de mannen niet meer lang van huis hoeven om te werken.
Nog een generatie.

dinsdag 19 december 2006

grote auto hater

Geen stress, sommige mensen kennen geen stress. Ze missen het vermogen zich op te winden.
De man die voor me staat windt zich wel op.
Het ging zo goed, fulmineert hij. Het ging zo goed in Nederland en nu...nu met die four wheel drives...die auto’s...die rijden 1 op 6.
Eén op zes!
Voor me staat een grote-auto-hater. Een grote-auto-hater die het milieu als argument gebruikt om tegen grote auto’s te zijn.
Er zijn veel grote-auto-haters vooral zij die er geen hebben.
Ik heb er een. Ik rijd een grote auto.
Waarom rijden mensen in grote auto’s?
De man voor me schreeuwt het uit.
Omdat het lekker is, zeg ik. Het is lekker om in een grote auto te rijden en veilig. Een wasmachine. Een magnetron. Een oven. Een droogtrommel. Een blender. Het zegt me niks. Apparaten zeggen me niks. Ik kan zonder, maar een grote auto...
De man onderbreekt zijn woedeaanval op de grote-auto-bezitters.
Je hebt zeker ook geen afwasmachine, zegt hij.
Geen afwasmachine.
Je hoeft je niet te verdedigen, zegt hij. Ik wil alleen maar...het is..de REGERING moet er iets aan doen.

maandag 18 december 2006

17.12.06

een wonder


Er was eens een kind dat Jezus heete. Hij woonde in Bethlehem en hij had een vader en een moeder. Jezus help me even a.u.b. Oké pa, ik haal het hout wel. Zijn moeder Maria was aan het koken en riep: het eten is klaar toen Jezus wou eten werd hij ontvoerd en hoe dat afloopt. Dat zien we morgen...

Wat spannend. Hoe gaat het verder?
Ik kan het beter tekenen. Dit is Maria bij het vuur.
Door wie werd Jezus ontvoerd?
Door die man, die...die..
Herodus?
Ja, die. Hij wilde niet dat Jezus koning werd. Hij wilde hem doden aan het kruis maar toen gebeurde er een wonder.

zondag 17 december 2006

16.12.06

overreden door een vuilniskar

Buurvrouw kan de dingen niet meer goed onthouden. Buurvrouw is boos op de wereld en op mij.
Een briefje in de brieven bus. Het is een reclame voor een erotische catalogus. Buurvrouw heeft er iets bijgeschreven.
Als je overreden wordt is het altijd door een vuilniskar en nooit door een koets.
Ze heeft er nog een briefje bijgevoegd.
Zoiets kan je verwachten van achterbuurt zooitje.
Buurvrouw vind mij achterbuurt zooitje. Buurvrouw denkt dat ik vieze blaadjes in haar brieven bus stop. Kom haar tegen op de stoep voor haar huis. Laat haar de briefjes zien.
Heeft u dit geschreven, vraag ik.
Je zit me altijd te pesten, zegt Buurvrouw.
Probeer Buurvrouw uit te leggen dat het reclame is. Ze heeft een aanbieding voor een sex-catalogus in de bus gekregen en in haar wantrouwen denkt ze dat ik daar achter zit.
Wacht op de postbode en vraagt hem naar de erotische catalogus-reclame.
Ik schaam me dat ik ze moet rondbrengen, zegt de postbode.
Is het mogelijk dat u in de toekomst, de oude dame vrijwaart van deze reclame acties? Stop de reclame maar in mijn bus.
De postbode vind het erg. Ik doe het niet bij Islamitische families. Daar bezorg ik de reclame niet. Dit is onze cultuur, zegt hij bozig. Onze cultuur.
De zoon van de oude mevrouw komt op bezoek. Hij parkeert zijn auto op straat met knipperende alarmlichten. Hij haalt een karton met levensmiddelen uit de auto. Hij kijkt omhoog. Ik sta aan het raam en kijk recht in zijn gezicht. Hij kijkt niet vriendelijk. Ik loop de trap af, ga in de deuropening staan en wacht af. De zoon is terug naar de auto gelopen, de klep van de achterbak staat open, hij draait zich om en ziet me staan. Kijk hem recht in de ogen. Zie verwarring in zijn ogen. Hoe ziet gemeen achterbuurt zooitje eruit. Hij zegt, ik moet met u spreken, en zet een paar passen in mijn richting. Ik ook met jou, zeg ik en stap in zijn richting zodat we nu midden op de stoep staan. Neutraal terrein.
De folder is een reclamefolder en geen wraakactie, zeg ik.
De oude dame komt naar buiten gelopen.
Dat weet ik wel, zegt ze, dat het reclame is, de postbode heeft aangebeld om excuses te maken. De hele straat heeft de folder gekregen, zei de postbode.
Mijn moeder heeft problemen met de dingen onthouden, zegt de zoon. U bent ook een mens ben en mijn moeder moet niet zo schelden. Hij zegt dat hij nog gaat bellen. Hij belt niet. De oude mevrouw is opgenomen. Het huis staat leeg.

zaterdag 16 december 2006 reacties 2

15.12.06

pas op



vrijdag 15 december 2006

14.12.06

choucroute

Twee Franse jongens staan voor de frietkraam en bestellen ieder een flesje water.
Wil je zuurkool op je hotdog, vraagt de vrouw van de frietkraam.
De jongen weet niet wat zuurkool is. Dat geeft niet de vrouw van de frietkraam spreekt haar talen.
Zuurkool, voor op de hotdog. Choucroute. Ze neemt een servetje en schrijft het op. Choecroete.
Ik wil een flesje water, zegt de jongen.
Ja jij, zegt de vrouw van de frietkraam, maar hij, en ze wijst naar de andere jongen, wil een hotdog en ik wil weten of hij er zuurkool op wil.
Ze geeft hem een flesje water.
Twee, gebaart de jongen. Twee flesjes. Geen hotdog.
OOOh, ik dacht dat jij een hotdog besteld had.
Nee, twee flesjes water. De jongens beginnen zich steeds ongemakkelijker te voelen. Ze spreken een Frans dialect.
Deux bouteilles de l'eau.
Doubauw versta ik.
Een hotdog, bestelt een man achter me.
Als je een hotdog bestelt krijg je water, zeg ik.
Is iedereen voorzien, vraagt de vrouw van de frietkraam.
Hij wil een flesje water, zeg ik.
Nee, zegt de man. Ik wil een hotdog.
Als je een hotdog bestelt, krijg je water.

JAAAaaa. Die Fransen. Ik verstond ze niet. Hij bestelt een hotdog. Ik vraag wil je er zuurkool op. De choucroute zo noemen zij de zuurkool. Heb het nog opgeschreven...choecroete, zegt de vrouw.
Choechroet? Zuurkool? Oooh, de moos, zegt de man. Zeg dat dan.
Een bruudsje weusj mit moooosch..
choucroute zuurkool
de moos zuurkool
mooosch zuurkool
Een bruudsje weusj mit moooosch hotdog met zuurkool

donderdag 14 december 2006

12.12.06

sorry geen diens



woensdag 13 december 2006 double click on picture to enlarge

welkom




dinsdag 12 december 2006 double click on picture to enlarge

11.12.06

de regels



double click on picture to enlarge

verboden te...






maandag 11 december 2006 double click on picture to enlarge

7.12.06

mister big


tekening André Joosten...»
zaterdag 9 december 2006 double click to enlarge

X-mas Electricity


vrijdag 8 december 2006 double click on picture to enlarge

Gilbert

In de bar van Newark airport bots ik tegen een jongen aan. Een rasta-jongen met sparkelende ogen.
Just looking for a spot, zegt hij.
Me too, mompel ik.
Een grote lange neger haalt zijn jas en rugzak van de enige onbezette kruk in de bar.
Hij maakt zwijgend plek voor me. Er staat een glas rode wijn voor hem en op een wit servetje ligt een kleine Nikon.
Hij zegt niks maar soms kijkt hij opzij to check me out en soms kijken we tegelijkertijd. Hij staat op, laat zijn halflege glas staan en loopt naar een inloop-vitrine waarin grote hammen en brokken vlees liggen op Metro-rekken. Goed gezien van hem. Het is een vreemde uitstalling van vlees. Ik benijd hem om zijn handzame Nikon die kennelijk lichtgevoelig genoeg is om in de donkere bar stukken vlees te fotograferen. Hij komt terug. Zijn kruk is ingepikt en zijn glas weggeruimd.
They took your glas and your chair, zeg ik ten overvloede.
You shouldn't have left, zegt de barman.
Gilbert. Hij heet Gilbert, bestelt een nieuw glas wijn. Witte wijn en een chair. De barman lacht.
Gilbert bestelt witte wijn. Hij is geswitcht van rood naar wit. Ik drink wit. Gilbert is Fransman. Gilbert is actor. Where are you from? Gilbert spreekt Engels met een zwaar accent.
Holland.
I thought you were French. You look French.
Holland.
Amsterdam?
Maastricht.
The treaty?
Yes, the treaty.
I am not into politics.
Me neither.
Gilbert wijst naar de rasta-man met de sparkel-oogjes. I think he is French too.
I think all the people drinking wine at this bar are going to France, zeg ik. I'll ask the bartender. This is a beer-bar and you inspired everybody to drink wine. I wasn't planning on drinking wine. I saw you drinking wine.
This is not a beer-bar, zegt de bartender. People eat steak. You drink wine with steak.
Dan zie ik het pas. Naast de tl-verlichte vitrine met vlees is een open keuken waar Latino's steaks braden. Het vlees is niet ter decoratie. Het wordt opgegeten.
So what are you gonna do in NY? Find an acting job?
Yes.
That will be difficult. It's a jungle and you have to work on your speech. Gilbert spreekt Engels maar het klinkt als Frans.
Yeah, but I don't have to speak necessarily, zegt Gilbert. Hij gaat rechtop staan in al zijn volle zwarte glorie en lacht een witte lach.
Het is zo. Gilbert moet niet praten. Yes, you're all-right without speaking, zeg ik.
Gilbert gaat zijn vliegtuig halen. Hij laat alweer een halfglas wijn staan alsof het geen zeven en een halve dollar kost zonder tip.
Shall I invite you, vraagt hij.
No thank you. Dat schept maar verplichtingen, mannen die je drankjes betalen.
Do you mind If I email you, vraagt Gilbert.
No, that's okay.
I will be thinking of you, zegt Gilbert.
En wat zeg ik dan? Ik zeg. All-right, have a good flight. Send me a meat picture.
Send me a meat picture...



donderdag 7 december 2006

6.12.06

winterbloemen


woensdag 6 december 2006 double click on picture to enlarge

5.12.06

Foolishly, an Angel Falls in Love and Rushes In ... and Up


By CHARLES ISHERWOOD
Published: December 5, 2006

Mam Smith as the trapeze artist and Bernard White as Damiel in a scene from the American Repertory Theater production of “Wings of Desire.”

foto's Andre Costantini
Robin Young, left, and Bernard White in "Wings of Desire."

CAMBRIDGE, Mass., Dec. 3 — There must be a Barneys in heaven.

That idle thought tugged at my mind on occasion during the alternately stimulating but unsatisfying 100 minutes of “Wings of Desire,” a new stage adaptation of the Wim Wenders movie here, a co-production of the American Repertory Theater and the leading Dutch theater company the Toneelgroep Amsterdam. (That company is run by Ivo van Hove, known to New Yorkers for his radical reinterpretations of “A Streetcar Named Desire” and “Hedda Gabler” for New York Theater Workshop.)

Cassiel and Damiel, the sad-eyed angels eavesdropping on the sorrowing soul of humanity, perform their ministering duties dressed in the sleekest pair of suits you’ll see outside Barneys or Bergdorf’s. These black, beautifully cut peak-lapel numbers repeatedly drew my eye during the cooler passages of this adventurous but diffuse production.

The suits were by no means the only handsome images onstage. In translating to three dimensions Mr. Wenders’s much-admired meditation on the transient but treasured wonders of life, the director, Ola Mafaalani, conjures a few stark, evocative images.

Columns of slowly falling sand, illuminated by golden spotlights, symbolize the steady drift of time through the lives of all the human characters. The angel Damiel (Bernard White) aches to join the flow of life, to know the taste of an apple and the touch of a woman’s skin, but these streams of flowing sand, which collect in pitiful-looking, uneven piles on the stage, wordlessly and movingly express the heavy weight of time’s inexorable passing.

Ms. Mafaalani and her collaborators wisely do not choose to match the somber visual poetry of the movie with elaborate feats of stagecraft. (They would fail in any case; there is no way of recreating onstage the moody caress of Mr. Wenders’s camera as it roams through and above the streets of Berlin, seeming to leave a trail of celluloid compassion in its wake.)

The presence of the trapeze artist, Marion (Mam Smith), among the characters is naturally a theatrical asset. Ms. Smith’s airborne dancing is enchanting, and the production’s conclusion, with Damiel joining Marion in the air for a kinetic celestial embrace, closes the production on a dazzling note.

For the most part, however, the set design, by André Joosten, is rigorously minimalist. There are no sets to speak of besides a humble food cart, which is put to witty use: the smell of sizzling onions would be enough to seduce an angel with any taste to give up the wings and take up a fork.

The adaptation by Gideon Lester (associate artistic director of the American Repertory Theater) and Dirkje Houtman is faithful to the collagelike screenplay (by Mr. Wenders, the playwright Peter Handke and Richard Reitinger), trimming and rearranging its densely patterned, elliptical and sometimes pretentious dialogue. But onstage the elements never cohere into a moving whole.

The stage version substitutes a sense of simultaneity for the more linear pull of the movie. The experiences of the characters are layered on one another, evoking the dizzying flux of city life, although Berlin is left behind in this version, which substitutes local references as needed. (The production had its premiere in October in Amsterdam and later toured the Netherlands.) It’s a canny choice in a way. Why not take advantage of the theater’s multiplicity? In movies the director’s autocratic eye tells you exactly where to look and what to absorb. At the theater you’re free to focus on what you choose. So Ms. Mafaalani allows the stories in the movie to overlap, the characters to wander the stage freely.

A little boy, Andris Freimanis, doesn’t have any dialogue proper, but he skateboards around the stage or punches away at a Game Boy in the food cart or in the audience, seemingly at his own discretion. Homer, played by Frieda Pittoors, moves to the lip of the stage to deliver her musings on the art of storytelling, then recedes to the fringes to observe the action. Stephen Payne plays the Peter Falk role: himself, in other words, and an ex-angel. A battle-scarred, salty type, he regularly breaks the fourth wall in his wry monologues: “Hey, buddy, do Bostonians make pasta?”

When Cassiel moves into the human sphere, the stage breaks out into a heady rock jamboree, with stagehands joining the party to sweep the sand around and Cassiel flinging the plastic chairs across the stage, presumably in an access of joy at his new physical being. Live music — mostly grinding electric rock — is provided by Jesse Lenat and Hadewych Minis, who remain onstage throughout, here and there taking a small role in the action.

This atomization eventually begins to be more distracting than engaging. (This is the only stage production I’ve seen in which the interruptions of audience cellphones seemed to be less an offense than another random element in the mix.) The crucial sequences from the movie are recreated, but too many of them lose their impact in the stage version, which comes to feel slack and shapeless. The use of extras made sense in the movie-within-the-movie, but it seems forced and confusing here.

Most significantly the movie made poetic use of voice-over dialogue that revealed the inner thoughts of the characters. As the camera trailed across a row of passengers in a subway car, their anguished or idle or bitter thoughts were heard on the soundtrack, a poignant commentary on the roiling inner life we all hide behind a placid public facade. Absent the intimacy of film, the device is ineffective and sometimes confusing.

While you can admire the ingenuity that Ms. Mafaalani and her associates have brought to what was clearly a challenging project, “Wings of Desire” onstage adds up to a lot less than the sum of its many parts. The gentle tug of Mr. Wenders’s camera was the binding ingredient necessary to turn this spiritual collage into a legible portrait of humanity struggling through life, surprised on occasion by a moment of hope or happiness that some might like to think of as the brush of an angel’s wing.

WINGS OF DESIRE

Adapted by Gideon Lester and Dirkje Houtman from the film “Wings of Desire” (“Der Himmel über Berlin”), directed by Wim Wenders, screenplay by Mr. Wenders, Peter Handke and Richard Reitinger; directed by Ola Mafaalani; translated by Mr. Lester and Ko van den Bosch; sets and lighting by André Joosten; costumes by Regine Standfuss; music and sound by Andy Moor; additional music by Jesse Lenat and Hadewych Minis; aerial choreography by Mam Smith; stage manager, Chris De Camillis. Presented by the American Repertory Theater, Robert Woodruff, artistic director; Robert J. Orchard, executive director; in association with the Toneelgroep Amsterdam. At the Loeb Drama Center, 64 Brattle Street, Harvard Square, Cambridge, Mass; (617) 547-8300. Through Dec. 17. Running time: 1 hour, 40 minutes.

WITH: Bernard White (Damiel, an angel), Mark Rosenthal (Cassiel, an angel), Mam Smith (Marion, a trapeze artist), Stephen Payne (a former angel) and Frieda Pittoors (Homer, an immortal poet).

Copyright 2006 The New York Times Company

3.12.06

life is just a play-ground


maandag 4 december 2006

Macha en Marijntje



geboren Macha 17 november en Marijntje 18 november
zondag 3 december 2006

catsitting



zondag 3 december 2006

2.12.06

flower coming soon


zaterdag 2 december 2006

Older Posts Newer Posts

Label Cloud

Search

© no picture please