den eewigen duts
deel 20 van Jenna's verhaal
Vanavond met Jenna en haar man naar de Metropolitan Opera. Roméo en Juliette speelt. De regisseur woont in de goede buurt van Brussel. In een art deco huis. Met Corbusier stoelen. Kunst aan de muur. Een glanzende inbouwkeuken. Designkleren uit Engeland want daar zijn ze goedkoper. Een glazen tafel met ongemakkelijke stoelen. De middenstandsjongen is zuinig geweest. Nu kan hij merk-kleren dragen. Heeft hij een huis met Corbusier stoelen. Met een glazen tafel en zwart glimmende inbouwkeuken. Antieke vazen en in de winter skieën op de Mont Blanc. De regisseur is riche. Nog niet zo lang. Zijn smaak is jong. Een glazen tafel. Een glazen tafel past bij zijn nieuw gekozen milieu. Zit aan zijn tafel voor een diner. Zijn vrouw kookt. Dat kan ze goed de vrouw eten koken. Maar eten aan een glazen tafel is niet prettig. De idee van een tafel is bescherming geven. Die functie vervalt bij een glazen tafel. De intimiteit van het eten open en bloot. Het zicht op de open mond. Het kauwen van het voedsel. De processen in het lichaam. Helemaal te volgen. Van boven tot beneden vrij zicht. Een tafel steunt halverwege het lichaam. Bedekt de rest. Glas bedekt niks. De armen rusten in het luchtledige. Zoveel lichaamsbewustzijn vermindert het eetgenot.
De regisseur en zijn vrouw hebben geen weet van het ongemak van de tafel. Glas is riche. Glas is stijl. Gemak is zwak.
Er is een kindje. Drie jaar is hij. Een tweetalig kindje. Frans en Vlaams. Het kindje kent de namen van vliegmaatschappijen en kan zijn voorkeur voor Lufthansa boven Air France met argumenten onderbouwen. Het kindje vliegt de wereld rond, het werk van zijn pappa achterna, de opera-regisseur.
De appetizers worden geserveerd.
Heb geen idee wat het is en hoe je het eet.
Ha, kwarteleitjes, zegt het kind.
Het kind pelt een gespikkeld klein hardgekookt eitje doet er een snufje zout op, dipt het even in de mayonaise en eet het op.
Het hoofdgerecht is een klein uitgevallen vogel op een bedje van bladgroente. De drank is champagne.
De gastvrouw informeert naar de kwaliteit van de kwartel.
Complimenteer haar met de keuze van de poelier.
Het is kwartel, de kleine vogel.
Eerst de eieren opeten en dan de moeder.
Dat is pas hogerop komen.
Waarom heeft een kwartel een korte staart? Op een goede dag zitten de vogels in de herberg. De kwartel, den eewigen duts, de sukkel, moet voor de zoveelste keer het gelag betalen. Hij probeert ongezien het deurgat uit te glippen. Wordt door de waard bij zijn staart gevat. Hij weet toch te ontsnappen maar moet daarbij zijn staart achterlaten. Hij roept.
Het spiet met dit. Het spiet me dat. Mijne staart is uut mijn gat.
[bron: vogels in volksgeloof, magie en mythologie, Johan Boussauw]
15 mei 2006
meer Jenna verhalen...»