11e van de 11e om 11 over
« Maastricht culturele hoofdstad | no picture please | Miriam Makeba »
Oké, het is niet het meest opwindende college.
Hume en wat hij in zijn leven gedacht heeft.
De zaal stroomt mondjesmaat vol.
Tot tien minuten na aanvang komen studenten binnen.
Klabang valt elke keer de zware deur in het slot.
Geschuif van stoelpoten op de harde vloer.
Gekraak van tassen waarin collegeblokken gezocht worden.
Petflessen met onontbeerlijke vloeistof.
Twee uur college zonder vocht, onmogelijk.
De laatste te laat komers zijn drie meisjes van het dispuut.
Ze dragen hun jacks met opgeborduurde teksten.
Ze schrijden door het middenpad van de collegezaal.
Drie stuks. In drie identieke jacks.
Wij zijn belangrijk stralen ze uit.
Wij kunnen best te laat komen.
Het heeft iets bende-achtigs die display van uniformiteit.
Bevind me in een slechte Amerikaanse university-college-film.
De drie dispuut meisjes gaan vooraan in de collegezaal zitten.
Ze hebben heel wat te bespreken.
Het is me niet duidelijk waarom ze überhaupt gekomen zijn.
Het college gaat lang hun heen.
Ze vinden het duidelijk niet interessant.
Maar waarom dan komen.
De colleges zijn niet verplicht.
Je wint noch verliest er studiepunten mee.
Op de achterste rij zitten twee jongens met een grote muts op.
Een carnavalsmuts.
Een muts in rood groen en geel.
Een grote muts.
Ze zitten met hun muts op en staren glazig voor zich uit.
Het is de elfde van de elfde.
Het begin van het carnavals-seizoen.
Om elf minuten over elf vanochtend klonk het vanaf het Vrijthof.
Daar is mijn Vaderland. Limburg Dierbaar Oort etc.
De hele dag klinkt muziek in de stad.
En lopen er mensen als koe en paard verkleed of anders.
De twee jongens moeten er die ochtend al vroeg bij zijn geweest.
Hun aanwezigheid bij het college verbaast me.
Als je toch al dronken bent en geen notities maakt.
Why bother to come.
Het is niet verplicht en je krijgt er geen studiepunten voor.
Recht voor me zitten twee studenten die ook andere dingen aan hun hoofd hebben.
Een catalogus wordt doorgegeven.
Ze zoeken samen een nieuwe elektrische gitaar uit.
Ze bespreken van alles en nog wat.
Maar waarom ze aanwezig zijn bij het college ontgaat me.
Loop de stad in.
In mijn perceptie zie ik overal dronken carnaval studenten.
Moet mijn geest leeg maken.
Wat zegt Hume daar ook alweer over.
Toch blijf ik coma-zuipende studenten zien.
Het is nog vroeg. Het is nog pas half vijf.
En overal dronken mensen op het plein.
Het is geen vrolijke dronkenschap.
Zie jongens in een portiek liggen in dronken catatonie.
Op een bankje in een even dronken freese.
Het is nog licht en de stad is al in een zware roes.
Probeer door de mensenmassa de boekwinkel te bereiken.
Dat is niet eens zo eenvoudig.
Ga het boek ophalen van de Wittgensteins.
Die familie.
Het is een familiegeschiedenis.
Een familie die met veel rampspoed te maken heeft gehad.
Loop naar huis en probeer me op de ideeën van Hume te concentreren.
Hume is ziek geworden van al dat nadenken.
Hoor flarden muziek vanuit de stad.
Het carnaval is weer begonnen.
Anna